Freinet onderwijs
Waar komt Freinet onderwijs vandaan?
Célestin Freinet werd in 1896 geboren in een boerengezin in het Zuid-Franse dorpje Gars. In 1915 werd hij opgeroepen voor militaire dienst. Een jaar later liep hij een schotwond in zijn longen op waardoor hij vier jaar lang in allerlei sanatoria en militaire lazaretten verbleef. In 1920 werd hij aangesteld als leraar aan de lagere school in het dorpje Bar-sur-Loup.
Hij werd daar geconfronteerd met een overvolle klas, met leerlingen die nauwelijks gemotiveerd waren en met een enorm gebrek aan leermiddelen. Bovendien had hij nog veel last van zijn longen, waardoor hij behoefte had aan frisse lucht en niet erg lang luid kon praten. Daarom ging hij met zijn groep dikwijls in de natuur in en rond het dorp. Tijdens het wandelen vroegen de leerlingen van alles over wat ze om zich heen zagen. Dit wandelen en praten over de dingen die ze tegen kwamen, noemde hij ‘école buissonniere’, wat kan worden vertaald met ‘spijbelschool‘.
De ouders waren aanvankelijk verbaasd en ongerust, omdat ze dachten dat de leraar alleen maar wat rondwandelde met hun kinderen, maar Freinet ontwikkelde technieken om deze ervaringen te systematiseren en richting te geven. Zo schreef hij eerst jarenlang zelf verslagen van die wandelingen. Na een jaar of drie schreef hij ze ook op het bord om ze met de groep te bespreken. Hij introduceert de drukpers in de scholen waardoor leerlingen de kracht van het geschreven woord inzien. De leerlingen mochten hun ervaringen vastleggen in teksten, deden tijdens de wandelingen onderzoek, maakten albums met verslagen en tekeningen. De kinderen raakten steeds gemotiveerder.
Dit was het begin van de Freinetbeweging. De lessen in de huidige Freinetscholen in Vlaanderen zijn grotendeels geïnspireerd op de basisideeën die Celestin Freinet in de vorige eeuw ontwikkelde.
Hoe werkt Freinet onderwijs in de praktijk?
Een Freinetklas kiest bewust voor natuurlijk leren en functioneel onderwijs. Door op een georganiseerde manier te gaan ‘rondtasten’ in een goed voorziene omgeving leren kinderen reeds heel veel. Dit leerproces verrijken, organiseren en vastleggen is de taak van de begeleider. Kinderen willen van nature zichzelf realiseren door vragen te stellen, te onderzoeken, te leren beheersen. Dit wordt aangevuld met leerstof die het kind moet beheersen om zich verdere vaardigheden eigen te kunnen maken.
Een kind groeit niet alleen op. Er is voortdurend sociale interactie met leeftijdsgenoten en volwassenen. Door onderlinge uitwisseling bouwt men kennisverwerving en vaardigheden uit. Deze coöperatie binnen een klas of school is meebepalend voor de stroom van ‘ervaringen’ waarmee een kind zijn ontwikkeling versnelt.